Zeeuwse Kennisbank

Dé kennisbank voor onderwijzend Zeeland!

Detailweergave publicatie Motivatie bij Profielwerkstukken

Titel
Motivatie bij Profielwerkstukken
Subtitel
Onderzoeksverslag naar de motivatie van Zeeuwse Havo- en Vwo-leerlingen en hun begeleiders bij het begin en na afloop bij het maken van hun profielwerkstuk.
Bestand(en)
Motivatie bij Profielwerkstukken Onderzoeksverslag A.Hartog.pdf
Auteur
Arjen Hartog
Organisatie
Categorie
Activerende didactiek Deskundigheidsbevordering Differentiatie | verschillen tussen leerlingen
Trefwoorden
profielwerkstuk, motivatie, begeleiding, samenwerking, autonomie, keuzen
Samenvatting

Als lid van de kenniskring van het Lectoraat Onderwijsexcellentie Voortgezet Onderwijs is er onderzoek gedaan naar de motivatie van Zeeuwse leerlingen Havo en Vwo die aan hun profielwerkstuk werken. Hiervoor is aan het begin van de periode waar aan het profielwerkstuk wordt gewerkt en na afloop van die periode een enquête afgenomen om de mate van motivatie te kunnen bepalen bij leerlingen. Daarnaast zijn dezelfde enquêtes afgenomen bij de begeleiders van die leerlingen om te bepalen hoe zij hier over dachten. Dit kon dan later bij de analyse met elkaar vergeleken worden om te kijken over verschillen zijn in inzicht over motivatie. De enquête bestond uit drie delen. Het eerste deel van de enquête was om de populatie te bepalen. Het tweede deel was om de algemene motivatie te bepalen en het laatste deel was om te bekijken welke vier factoren (keuze, beoordeling, samenwerking en begeleiding) invloed kan hebben op de motivatie van de leerlingen en in welke mate. Volgens de Zelfdeterminatietheorie van Deci en Ryan (2000) zijn er verschillende vormen van motivatie. Te weten de autonome motivatie (onderverdeeld in intrinsieke en geïdentificeerde motivatie), gecontroleerde motivatie (onderverdeeld in geïntrojecteerde en externe motivatie) en amotivatie. Hierbij worden de intrinsiek gemotiveerde leerlingen gedreven door interesse en de geïdentificeerde gemotiveerde leerlingen door nut, maar bij beide komt dit uit hun zelf. De Geïntrojecteerd gemotiveerde leerling voelt een interne druk om te presteren en de extern gemotiveerde leerlingen voelt die druk omdat het moet of om een voldoende te scoren. Deze laatste twee wordt ook een vorm van moetivatie genoemd. Tot slot zijn er de leerlingen die niet gemotiveerd ofwel gedemotiveerd zijn. Het is dus belangrijk om te weten waarom leerlingen gemotiveerd zijn. Daarbij is het vooral belangrijk in welke levensfase zij verkeren en hiermee samenhangend de ontwikkeling van hun brein. De sociaal-emotioneel en het cognitieve ontwikkeling is zelfs na pubertijd nog niet uit ontwikkeld en in alle fasen van de puber is het bepaalde autonomie belangrijk. Daarom hebben deze leerlingen goede begeleiding en feedback nodig. Dit kan vooral belangrijk zijn in de planning. Daarnaast moet het bewust zijn en verantwoordelijkheidsgevoel verder ontwikkeld worden. In het totaal hebben zes Zeeuwse scholen meegedaan aan dit onderzoek. Uit de resultaten blijkt dat de leerlingen, zowel aan het begin, als aan het einde, hoog scoren bij intrinsieke, geïdentificeerde en bij externe motivatie. Voor geïntrojecteerde motivatie wordt relatief laag gescoord door de leerlingen en de laagste score is gemeten bij amotivatie. Voornamelijk bij Havo-jongens is de motivatie het laagst. Wanneer er gekeken wordt hoe de begeleiders kijken naar de algemene motivatie van de leerlingen die zijn begeleiden, zien we min of meer eenzelfde resultaat met een klein verschil, dat de begeleiders de externe motivatie van hun leerlingen het hoogst inschatten. Wanneer we kijken naar de vier factoren die mogelijk van invloed zijn op de motivatie van leerlingen zien we dat keuze en begeleiding dit in een positieve zin hebben. Dit wordt zowel door de leerlingen, als door de begeleiders, aangegeven. Eigenlijk doen de begeleiders van de deelnemende scholen het al heel goed en zijn hun leerlingen goed gemotiveerd wanner zij aan hun profielwerkstuk werken. Dit komt vooral door de keuzevrijheid die de leerlingen ervaren. Daarnaast is de begeleiding van essentieel belang voor leerlingen. Een goede begeleider blijft overleggen en uitleggen aan leerlingen. Tot slot zou wellicht extra aandacht moeten plaatsvinden bij Havo-leerlingen (jongens), omdat zij minder goed zelf kunnen plannen.

Soort Object
Onderzoeksverslag
Taal
Nederlands
Datum